EU stemt in september over universele oplader voor smartphones
Moet er een wettelijk kader komen voor de oplader van onze smartphones en andere elektronische toestellen? Dat is de vraag waar de Europese Commissie zich in september over zal buigen, aldus bronnen van Nasdaq.
Vandaag worden steeds meer apparaten opgeladen via een USB-C-poort, maar toch maakt een groot deel van de markt nog steeds gebruik van het oudere micro USB. Vaak gaat het om oudere of goedkopere apparaten die geen nood hebben aan USB-C, waardoor fabrikanten op kosten kunnen besparen. Uiteraard is er ook nog Apple, dat de eigen Lightning connector gebruikt voor zijn iPhones, maar dan wel weer USB-C gebruikt voor de iPad Pro.
Een studie van de Europese Commissie uit 2019 legt de verdeling op 50 procent micro-USB, 29 procent USB-C en 21 procent Lightning. De studie raadde toen vijf oplossingen aan, waarvan er zich drie op de aansluiting zelf richtten en twee op de lader. Hoewel die resultaten naar onze mening verouderd zijn en het aantal USB-C-apparaten ondertussen ongetwijfeld hoger ligt, geeft het wel een inzicht in de problematiek van de verschillende laadkabels.
Nut van een wettelijk kader
Of er echter een wetsvoorstel nodig is om dit aan te pakken is een andere vraag. De industrie beweegt zich immers vanzelf al in de richting van USB-C, een mening die Apple ook lijkt te delen. De techgigant argumenteert ook een beperking op innovatie en een stijging in elektronisch afval aan als consumenten verplicht worden nieuwe kabels te gebruiken.
In 2011 werd een gelijkaardige vraag gesteld en toen ondertekenden Apple, Samsung, Huawei en Nokia een vrijwillige overeenkomst om de hoeveelheid verschillende laders aan te pakken, wat van micro-USB de populairste aansluiting maakte. In 2018 mislukte een poging van de Europese Commissie om dit ook in een wettelijk kader te plaatsen.
Moet er een wettelijk kader komen voor de oplader van onze smartphones en andere elektronische toestellen? Dat is de vraag waar de Europese Commissie zich in september over zal buigen, aldus bronnen van Nasdaq.
Vandaag worden steeds meer apparaten opgeladen via een USB-C-poort, maar toch maakt een groot deel van de markt nog steeds gebruik van het oudere micro USB. Vaak gaat het om oudere of goedkopere apparaten die geen nood hebben aan USB-C, waardoor fabrikanten op kosten kunnen besparen. Uiteraard is er ook nog Apple, dat de eigen Lightning connector gebruikt voor zijn iPhones, maar dan wel weer USB-C gebruikt voor de iPad Pro.
Een studie van de Europese Commissie uit 2019 legt de verdeling op 50 procent micro-USB, 29 procent USB-C en 21 procent Lightning. De studie raadde toen vijf oplossingen aan, waarvan er zich drie op de aansluiting zelf richtten en twee op de lader. Hoewel die resultaten naar onze mening verouderd zijn en het aantal USB-C-apparaten ondertussen ongetwijfeld hoger ligt, geeft het wel een inzicht in de problematiek van de verschillende laadkabels.
Nut van een wettelijk kader
Of er echter een wetsvoorstel nodig is om dit aan te pakken is een andere vraag. De industrie beweegt zich immers vanzelf al in de richting van USB-C, een mening die Apple ook lijkt te delen. De techgigant argumenteert ook een beperking op innovatie en een stijging in elektronisch afval aan als consumenten verplicht worden nieuwe kabels te gebruiken.
In 2011 werd een gelijkaardige vraag gesteld en toen ondertekenden Apple, Samsung, Huawei en Nokia een vrijwillige overeenkomst om de hoeveelheid verschillende laders aan te pakken, wat van micro-USB de populairste aansluiting maakte. In 2018 mislukte een poging van de Europese Commissie om dit ook in een wettelijk kader te plaatsen.