AI: Hoe Europa dreigt achterop te vallen
Geen gemeenschappelijk kader
De evolutie aan AI-toepassingen werd voornamelijk aangestuurd door een grotere rekencapaciteit, gesofisticeerdere algoritmen en grotere datasets. Vooral China en de VS (zij het in mindere mate) bouwen hun maatschappij hoe langer hoe meer uit in functie van AI, en zien hun economie daarbij wel varen.
De EU daarentegen, steunt nog onvoldoende op kunstmatige intelligentie voor de uitbouw van een competitieve wereldeconomie; want in tegenstelling tot de VS en China, beschikt de EU nog niet over een gemeenschappelijk kader voor kunstmatige intelligentietoepassingen. Vooral dit jaar klinkt de roep om meer eenheid binnen de Europese kunstmatige intelligentie opvallend luid. Zo riepen recent Europese onderzoekers tot tweemaal toe op tot een gemeenschappelijk AI-centrum.
Zo riepen in juni 600 Europese AI-experts in een open brief op tot een Europees AI-instituut. De brief werd opgesteld door de Leidense universiteitsprofessor in Machine Learning Holger Hoos en legt sterk de nadruk op een Europese aanpak omtrent AI. Volgens Hoos en zijn mede-onderschrijvers Morten Irgens en Philipp Slusallek hinkt Europa namelijk hopeloos achterop wat de ontwikkeling van AI betreft.
Achterstand tegenover China en de VS
De onderzoekers wijzen daarbij vooral op een achterstand tegenover de VS en China, waar men danig vooruit is op het gebied van AI. Dat kan op termijn niet enkel een economisch, maar zelfs een geopolitiek nadeel creëren. Daarbij zou kunstmatige intelligentie wel eens de nieuwe ‘arms race’ kunnen worden, waarbij, geheel Koude Oorlogsgewijs, twee machtsblokken elkaar beconcurreren met AI-toepassingen. Vandaag vergt het niet veel inzicht om daar de VS en China in te zien. Europa moet daarom een spurt inzetten om de twee AI-reuzen bij te benen.
Dat het globale overwicht in kunstmatige intelligentie van cruciaal belang is voor de toekomstige koers van een land, wordt ook bevestigd door de Russische President Putin. Die sprak vorig jaar nog de inmiddels legendarische woorden: “Wie de leider wordt op dit gebied (het gebied van AI, nvdr), zal de wereld overheersen.” World dominance. Dat klinkt verleidelijk, maar Europa’s reactie blijft lauw.
China als hegemoon
Maar Putin zou wel eens gelijk kunnen hebben met zijn ietwat onheilspellende uitspraak. Zo kondigde de Chinese overheid op 14 december 2017 een gedetailleerd driejarenplan aan met daarin een aantal concrete doelstellingen verwerkt. China wil tegen 2020 een massaproductie van neurale netwerkchips opgestart hebben en de energie-efficiëntie haar productiesector met een percentage van 10% verhogen. Tevens wil de Aziatische tijger vooraanstaande AI-onderzoekers en professionelen onder eén Chinese noemer verenigen.
Voor 2025 wil China dat kunstmatige intelligentie zelfs een van de dragende pijlers van haar economie wordt, en neemt het land zich voor om een toonaangevende speler op het gebied van kunstmatige intelligentie te worden. De doelstelling voor 2030 is klaar en duidelijk; “’s werelds voornaamste centrum voor AI-innovatie worden.” Daarvoor trekt de Chinese overheid een budget van 30 miljard dollar uit.
China bewijst daarmee een schoolvoorbeeld te zijn op het gebied van nationale AI-ontwikkeling. Ook de VS en Canada versterken hun positie in de wereld wat betreft kunstmatige intelligentie. Zo wil Canada voornamelijk kwalitatieve AI ontwikkelen en een ethisch en juridisch kader uitbouwen voor de toepassingen ervan. De VS erkent wel het belang van AI-research, maar vindt dat de inmenging van de staat daarin zo beperkt mogelijk moet zijn.
Dat laatste zou wel eens kunnen zorgen voor een stagnering van de slagkracht van Amerikaanse AI. Veel analisten waarschuwen ervoor dat de VS daardoor achterop zouden kunnen vallen, vooral omdat President Trump niet heel geïnteresseerd lijkt in het bekostigen van technologisch onderzoek. Dat gebrek aan overheidssteun voor kunstmatige intelligentie wordt daar dan weer voldoende opgevangen door de privé-industrie. Jaarlijks investeren Amerikaanse technologiebedrijven zo’n 30 miljard dollar in artificiële intelligentie.
Digitaal welzijn
De achterstand van Europa op het gebied van AI kan worden verklaard door een aantal zaken. In de eerste plaats doet Europa sterk aan dataminimalisering en beschikt het over sterke privacywetgevingen. Dat kan misschien als in eerste instantie als een nadeel worden beschouwd tegenover landen als China, waar er een meer ‘vrije’ flow van persoonlijke gegevens heerst.
Volgens een rapport van de European Political Strategy Centre (ESPC) van maart dit jaar hoeft dat echter geen nadeel te zijn. Integendeel, ‘digitaal welzijn’, waarbij de online privacy van de burger sterk beschermd wordt kan voor Europa zelfs een competitief voordeel zijn, aangezien burgers daar in groeiende mate belang aan hechten.
Talentontwikkeling
In het ESPC-rapport wordt wel toegegeven dat Europa achterophinkt qua AI-talentontwikkeling. Europa moet daarom enerzijds haar vaardigheden opbouwen in niet-routineuze beroepen. Anderzijds is het belangrijk dat de EU ervoor zorgt dat de ontwikkeling naar een kunstmatig intelligente toekomst inclusief is, en voldoende weerstand biedt tegen de mogelijke nadelen van AI, zoals het verlies van bepaalde handmatige jobs.
Dat gevaar zit er wel degelijk in, want hoewel we nog zo vaak worden gerustgesteld dat robots onze jobs niet zullen inpikken, schijnt die uitspraak toch vooral betrekking te hebben op hooggeschoolde jobs. Zo zijn er in de Amazon-magazijnen nog amper magazijniers te bespeuren; in hun plaats zijn er namelijk duizenden robots naarstig aan het werk om je order te bezorgen.
Een ander obstakel voor een succesvolle Europese AI-strategie is de afwachtende houding die Europa nog te vaak inneemt ten opzichte van AI. Die houding uit zich op verschillende vlakken. In de eerste plaats investeert Europa ten opzichte van de grote machtspolen VS en China nog veel te weinig in kunstmatige intelligentie. China is wat betreft investeringen in AI wederom de koploper: bijna de helft van de totale externe financiering naar start-ups die actief zijn in AI gebeurt door China. Bij de VS is dat 37 procent, zo schrijft het Financiële Dagblad. Europa investeert nog niet op vergelijkbare schaal in AI.
Brain Drain
Mede door de Chinese en Amerikaanse investeringen worden er ook op constante basis talentvolle wetenschappers aangetrokken. Volgens Max Welling, hoogleraar machine learning en een van de initiatiefnemers van ELLIS, een eerder soortgelijk initiatief, vloeit door die achterstand in investeringen het talent weg naar Noord-Amerika.
Welling was in april dit jaar nog een van de 600 wetenschappers die ijverde voor een Europees lab voor kunstmatige intelligentie. Met een dergelijk initiatief kan volgens hem braindrain naar landen als de VS en China tegengehouden worden. Volgens de initiatiefnemers van ELLIS wordt de crème de la crème op het gebied van AI continu op de hielen gezeten door headhunters van Amerikaanse bedrijven. Die bieden hen vaak astronomische salarissen waartegen Europa momenteel nog niet opgewassen is.
Het Europese probleem begint echter veel vroeger dan op de arbeidsmarkt, maar heeft kiemen in de opleidingen die aan de universiteiten en hogescholen worden aangeboden. Zo zijn er in België bijvoorbeeld nog steeds geen bacheloropleidingen kunstmatige intelligentie. In Nederland heb je die opleidingen dan weer wel. Daaruit blijkt duidelijk dat er momenteel nog geen eenduidige Europese standaard is op het gebied van AI-opleidingen. Indien Europa net als de VS en China ook een AI-grootmacht wil worden, moet het ook over een eenduidig en gestroomlijnd Europees AI-onderwijsaanbod beschikken.
Hoop aan de Horizon?
De Franse president Emmanuel Macron schijnt als een van de enige Europese landen wel begrepen te hebben dat de toekomst in AI ligt: hij maakte eind maart namelijk bekend dat hij jaarlijks 300 miljoen euro in AI zou investeren. Voorlopig is Frankrijk wel het enige Europese land met een dergelijke investering. Het valt daarnaast op dat heel wat Europese lidstaten net als Frankrijk afzonderlijk AI-plannen lanceren.
Frankrijk alleen kan grootmachten als de VS en China niet het hoofd bieden. Investeringen als die van Macron zijn wel een goed begin, maar indien Europa echt een tegenwicht wil bieden aan de VS en China, moet het met een verenigd antwoord komen. De EU wordt stilaan wakker en komt nu met investeringsplannen. Zo heeft de Europese Commissie beslist dat het 1,5 miljard euro zal investeren in onderzoek naar artificiële intelligentie. Die extra investering kadert in het Project Horizon 2020, een grootschalig onderzoeks- en innovatieprogramma dat in 2014 door de EU op poten werd gesteld, en dat beschikt over een budget van 20 miljard euro.
Het programma is wel niet specifiek op AI gericht, maar omvat nog vele andere wetenschappelijke domeinen zoals bio- en nanotechnologie. Als je bedenkt dat de Chinese overheid tegen 2030 30 miljard wil investeren in AI, en dat Amerikaanse bedrijven jaarlijks ook datzelfde bedrag in kunstmatige intelligentie pompen, wordt het Europese initiatief toch ietwat in verlegenheid gebracht. Hoe goed de initiatieven ook bedoeld zijn, moet Europa echt wel haar beste beentje voorzetten als het oude continent relevant wil blijven in de toekomst.
Geen gemeenschappelijk kader
De evolutie aan AI-toepassingen werd voornamelijk aangestuurd door een grotere rekencapaciteit, gesofisticeerdere algoritmen en grotere datasets. Vooral China en de VS (zij het in mindere mate) bouwen hun maatschappij hoe langer hoe meer uit in functie van AI, en zien hun economie daarbij wel varen.
De EU daarentegen, steunt nog onvoldoende op kunstmatige intelligentie voor de uitbouw van een competitieve wereldeconomie; want in tegenstelling tot de VS en China, beschikt de EU nog niet over een gemeenschappelijk kader voor kunstmatige intelligentietoepassingen. Vooral dit jaar klinkt de roep om meer eenheid binnen de Europese kunstmatige intelligentie opvallend luid. Zo riepen recent Europese onderzoekers tot tweemaal toe op tot een gemeenschappelijk AI-centrum.
Zo riepen in juni 600 Europese AI-experts in een open brief op tot een Europees AI-instituut. De brief werd opgesteld door de Leidense universiteitsprofessor in Machine Learning Holger Hoos en legt sterk de nadruk op een Europese aanpak omtrent AI. Volgens Hoos en zijn mede-onderschrijvers Morten Irgens en Philipp Slusallek hinkt Europa namelijk hopeloos achterop wat de ontwikkeling van AI betreft.
Achterstand tegenover China en de VS
De onderzoekers wijzen daarbij vooral op een achterstand tegenover de VS en China, waar men danig vooruit is op het gebied van AI. Dat kan op termijn niet enkel een economisch, maar zelfs een geopolitiek nadeel creëren. Daarbij zou kunstmatige intelligentie wel eens de nieuwe ‘arms race’ kunnen worden, waarbij, geheel Koude Oorlogsgewijs, twee machtsblokken elkaar beconcurreren met AI-toepassingen. Vandaag vergt het niet veel inzicht om daar de VS en China in te zien. Europa moet daarom een spurt inzetten om de twee AI-reuzen bij te benen.
Dat het globale overwicht in kunstmatige intelligentie van cruciaal belang is voor de toekomstige koers van een land, wordt ook bevestigd door de Russische President Putin. Die sprak vorig jaar nog de inmiddels legendarische woorden: “Wie de leider wordt op dit gebied (het gebied van AI, nvdr), zal de wereld overheersen.” World dominance. Dat klinkt verleidelijk, maar Europa’s reactie blijft lauw.
China als hegemoon
Maar Putin zou wel eens gelijk kunnen hebben met zijn ietwat onheilspellende uitspraak. Zo kondigde de Chinese overheid op 14 december 2017 een gedetailleerd driejarenplan aan met daarin een aantal concrete doelstellingen verwerkt. China wil tegen 2020 een massaproductie van neurale netwerkchips opgestart hebben en de energie-efficiëntie haar productiesector met een percentage van 10% verhogen. Tevens wil de Aziatische tijger vooraanstaande AI-onderzoekers en professionelen onder eén Chinese noemer verenigen.
Voor 2025 wil China dat kunstmatige intelligentie zelfs een van de dragende pijlers van haar economie wordt, en neemt het land zich voor om een toonaangevende speler op het gebied van kunstmatige intelligentie te worden. De doelstelling voor 2030 is klaar en duidelijk; “’s werelds voornaamste centrum voor AI-innovatie worden.” Daarvoor trekt de Chinese overheid een budget van 30 miljard dollar uit.
China bewijst daarmee een schoolvoorbeeld te zijn op het gebied van nationale AI-ontwikkeling. Ook de VS en Canada versterken hun positie in de wereld wat betreft kunstmatige intelligentie. Zo wil Canada voornamelijk kwalitatieve AI ontwikkelen en een ethisch en juridisch kader uitbouwen voor de toepassingen ervan. De VS erkent wel het belang van AI-research, maar vindt dat de inmenging van de staat daarin zo beperkt mogelijk moet zijn.
Dat laatste zou wel eens kunnen zorgen voor een stagnering van de slagkracht van Amerikaanse AI. Veel analisten waarschuwen ervoor dat de VS daardoor achterop zouden kunnen vallen, vooral omdat President Trump niet heel geïnteresseerd lijkt in het bekostigen van technologisch onderzoek. Dat gebrek aan overheidssteun voor kunstmatige intelligentie wordt daar dan weer voldoende opgevangen door de privé-industrie. Jaarlijks investeren Amerikaanse technologiebedrijven zo’n 30 miljard dollar in artificiële intelligentie.
Digitaal welzijn
De achterstand van Europa op het gebied van AI kan worden verklaard door een aantal zaken. In de eerste plaats doet Europa sterk aan dataminimalisering en beschikt het over sterke privacywetgevingen. Dat kan misschien als in eerste instantie als een nadeel worden beschouwd tegenover landen als China, waar er een meer ‘vrije’ flow van persoonlijke gegevens heerst.
Volgens een rapport van de European Political Strategy Centre (ESPC) van maart dit jaar hoeft dat echter geen nadeel te zijn. Integendeel, ‘digitaal welzijn’, waarbij de online privacy van de burger sterk beschermd wordt kan voor Europa zelfs een competitief voordeel zijn, aangezien burgers daar in groeiende mate belang aan hechten.
Talentontwikkeling
In het ESPC-rapport wordt wel toegegeven dat Europa achterophinkt qua AI-talentontwikkeling. Europa moet daarom enerzijds haar vaardigheden opbouwen in niet-routineuze beroepen. Anderzijds is het belangrijk dat de EU ervoor zorgt dat de ontwikkeling naar een kunstmatig intelligente toekomst inclusief is, en voldoende weerstand biedt tegen de mogelijke nadelen van AI, zoals het verlies van bepaalde handmatige jobs.
Dat gevaar zit er wel degelijk in, want hoewel we nog zo vaak worden gerustgesteld dat robots onze jobs niet zullen inpikken, schijnt die uitspraak toch vooral betrekking te hebben op hooggeschoolde jobs. Zo zijn er in de Amazon-magazijnen nog amper magazijniers te bespeuren; in hun plaats zijn er namelijk duizenden robots naarstig aan het werk om je order te bezorgen.
Een ander obstakel voor een succesvolle Europese AI-strategie is de afwachtende houding die Europa nog te vaak inneemt ten opzichte van AI. Die houding uit zich op verschillende vlakken. In de eerste plaats investeert Europa ten opzichte van de grote machtspolen VS en China nog veel te weinig in kunstmatige intelligentie. China is wat betreft investeringen in AI wederom de koploper: bijna de helft van de totale externe financiering naar start-ups die actief zijn in AI gebeurt door China. Bij de VS is dat 37 procent, zo schrijft het Financiële Dagblad. Europa investeert nog niet op vergelijkbare schaal in AI.
Brain Drain
Mede door de Chinese en Amerikaanse investeringen worden er ook op constante basis talentvolle wetenschappers aangetrokken. Volgens Max Welling, hoogleraar machine learning en een van de initiatiefnemers van ELLIS, een eerder soortgelijk initiatief, vloeit door die achterstand in investeringen het talent weg naar Noord-Amerika.
Welling was in april dit jaar nog een van de 600 wetenschappers die ijverde voor een Europees lab voor kunstmatige intelligentie. Met een dergelijk initiatief kan volgens hem braindrain naar landen als de VS en China tegengehouden worden. Volgens de initiatiefnemers van ELLIS wordt de crème de la crème op het gebied van AI continu op de hielen gezeten door headhunters van Amerikaanse bedrijven. Die bieden hen vaak astronomische salarissen waartegen Europa momenteel nog niet opgewassen is.
Het Europese probleem begint echter veel vroeger dan op de arbeidsmarkt, maar heeft kiemen in de opleidingen die aan de universiteiten en hogescholen worden aangeboden. Zo zijn er in België bijvoorbeeld nog steeds geen bacheloropleidingen kunstmatige intelligentie. In Nederland heb je die opleidingen dan weer wel. Daaruit blijkt duidelijk dat er momenteel nog geen eenduidige Europese standaard is op het gebied van AI-opleidingen. Indien Europa net als de VS en China ook een AI-grootmacht wil worden, moet het ook over een eenduidig en gestroomlijnd Europees AI-onderwijsaanbod beschikken.
Hoop aan de Horizon?
De Franse president Emmanuel Macron schijnt als een van de enige Europese landen wel begrepen te hebben dat de toekomst in AI ligt: hij maakte eind maart namelijk bekend dat hij jaarlijks 300 miljoen euro in AI zou investeren. Voorlopig is Frankrijk wel het enige Europese land met een dergelijke investering. Het valt daarnaast op dat heel wat Europese lidstaten net als Frankrijk afzonderlijk AI-plannen lanceren.
Frankrijk alleen kan grootmachten als de VS en China niet het hoofd bieden. Investeringen als die van Macron zijn wel een goed begin, maar indien Europa echt een tegenwicht wil bieden aan de VS en China, moet het met een verenigd antwoord komen. De EU wordt stilaan wakker en komt nu met investeringsplannen. Zo heeft de Europese Commissie beslist dat het 1,5 miljard euro zal investeren in onderzoek naar artificiële intelligentie. Die extra investering kadert in het Project Horizon 2020, een grootschalig onderzoeks- en innovatieprogramma dat in 2014 door de EU op poten werd gesteld, en dat beschikt over een budget van 20 miljard euro.
Het programma is wel niet specifiek op AI gericht, maar omvat nog vele andere wetenschappelijke domeinen zoals bio- en nanotechnologie. Als je bedenkt dat de Chinese overheid tegen 2030 30 miljard wil investeren in AI, en dat Amerikaanse bedrijven jaarlijks ook datzelfde bedrag in kunstmatige intelligentie pompen, wordt het Europese initiatief toch ietwat in verlegenheid gebracht. Hoe goed de initiatieven ook bedoeld zijn, moet Europa echt wel haar beste beentje voorzetten als het oude continent relevant wil blijven in de toekomst.