TU Eindhoven creëert lichtwifi: 100 keer sneller dan klassieke wifi
Joanne Oh heeft tijdens een vijf jaar lopende doctoraatstudie een methode gecreëerd om wifi via lichtstralen uit te sturen. De student van de Technische Universiteit Eindhoven maakt gebruik van infrarood licht afkomstig van optische vezel om lichtstralen naar toestellen uit te sturen. De methode heeft een veel grotere datacapaciteit dan traditionele wifitechnieken en kan snelheden tot 42,8 Gbps halen.
Antennes
Bij de techniek wordt gebruik gemaakt van verschillende lichtantennes die bijvoorbeeld aan het plafond kunnen worden gehangen. De antennes zijn in staat om hun lichtstralen precies te richten naar toestellen in de kamer en sturen lichtstralen uit op verschillende golflengtes en in verschillende hoeken.
Wanneer je je naar een andere kamer beweegt, zal een andere lichtantenne het werk overnemen. De lichtantennes maken gebruik van de terugkerende radiosignalen om te bepalen waar toestellen zich bevinden. Hierdoor kan er op het juiste moment worden overgeschakeld naar een andere antenne en kunnen de lichtstralen erg precies worden gericht.
Snel
Bij klassieke wifi worden signalen uitgestuurd op 2,4 of 5 GHz. De infrarood lichtstralen hebben echter een golflengte van 1.500 nanometer of meer. Hierdoor zijn hun frequenties duizenden keer groter dan bij klassieke wifi, tot wel 200 THz. Deze hoge frequenties zorgen ervoor dat de datacapaciteit van de lichtstralen eveneens groot is. Oh heeft data kunnen versturen aan 42,8 Gbps over 2,5 meter. Ter vergelijking: de gemiddelde wifisnelheid in Nederland is 17,6 Mbps.
Oh heeft vijf jaar aan haar doctoraatstudie gewerkt om tot deze resultaten te bekomen. De studie is onderdeel van het grotere BROWSE-project dat wordt geleid door Ton Koonen. Joanne Oh heeft zich binnen dit project gericht op de datatransmissie via infraroodstralen, terwijl andere doctoraatstudenten momenteel nog werken aan de technologie om de locatie van draadloze toestellen te bepalen en het optisch vezelnetwerk dat met de lichtantennes wordt verbonden. Koonen verwacht dat het nog zeker vijf jaar zal duren alvorens de technologie in de winkel verkrijgbaar zal zijn.
Li-Fi
De Technische Universiteit van Eindhoven is zeker niet de eerste die speelt met het idee om licht in te zetten voor wifi. Li-Fi bestaat al enige tijd en maakt eveneens gebruik van licht om signalen uit te sturen. Het belangrijkste verschil tussen beide technieken is de frequentie van licht die wordt gebruikt: de TU Eindhoven maakt gebruik van infrarood licht, terwijl Li-Fi gebruik maakt van zichtbaar licht. Doordat de gebruikte leds bij Li-Fi een duizendtal keer per seconde aan en uitgaan, zijn de flikkeringen niet zichtbaar voor het menselijke oog.
Beide types wifi zorgen voor een serieuze snelheidsboost. Joanne Oh slaagde erin om een snelheid te halen van 42,8 Gbps met infrarood licht. Li-Fi haalt bij reële omstandigheden tot 1 Gbps, maar tijdens labotests werden al snelheden van 224 Gbps gehaald.
Joanne Oh heeft tijdens een vijf jaar lopende doctoraatstudie een methode gecreëerd om wifi via lichtstralen uit te sturen. De student van de Technische Universiteit Eindhoven maakt gebruik van infrarood licht afkomstig van optische vezel om lichtstralen naar toestellen uit te sturen. De methode heeft een veel grotere datacapaciteit dan traditionele wifitechnieken en kan snelheden tot 42,8 Gbps halen.
Antennes
Bij de techniek wordt gebruik gemaakt van verschillende lichtantennes die bijvoorbeeld aan het plafond kunnen worden gehangen. De antennes zijn in staat om hun lichtstralen precies te richten naar toestellen in de kamer en sturen lichtstralen uit op verschillende golflengtes en in verschillende hoeken.
Wanneer je je naar een andere kamer beweegt, zal een andere lichtantenne het werk overnemen. De lichtantennes maken gebruik van de terugkerende radiosignalen om te bepalen waar toestellen zich bevinden. Hierdoor kan er op het juiste moment worden overgeschakeld naar een andere antenne en kunnen de lichtstralen erg precies worden gericht.
Snel
Bij klassieke wifi worden signalen uitgestuurd op 2,4 of 5 GHz. De infrarood lichtstralen hebben echter een golflengte van 1.500 nanometer of meer. Hierdoor zijn hun frequenties duizenden keer groter dan bij klassieke wifi, tot wel 200 THz. Deze hoge frequenties zorgen ervoor dat de datacapaciteit van de lichtstralen eveneens groot is. Oh heeft data kunnen versturen aan 42,8 Gbps over 2,5 meter. Ter vergelijking: de gemiddelde wifisnelheid in Nederland is 17,6 Mbps.
Oh heeft vijf jaar aan haar doctoraatstudie gewerkt om tot deze resultaten te bekomen. De studie is onderdeel van het grotere BROWSE-project dat wordt geleid door Ton Koonen. Joanne Oh heeft zich binnen dit project gericht op de datatransmissie via infraroodstralen, terwijl andere doctoraatstudenten momenteel nog werken aan de technologie om de locatie van draadloze toestellen te bepalen en het optisch vezelnetwerk dat met de lichtantennes wordt verbonden. Koonen verwacht dat het nog zeker vijf jaar zal duren alvorens de technologie in de winkel verkrijgbaar zal zijn.
Li-Fi
De Technische Universiteit van Eindhoven is zeker niet de eerste die speelt met het idee om licht in te zetten voor wifi. Li-Fi bestaat al enige tijd en maakt eveneens gebruik van licht om signalen uit te sturen. Het belangrijkste verschil tussen beide technieken is de frequentie van licht die wordt gebruikt: de TU Eindhoven maakt gebruik van infrarood licht, terwijl Li-Fi gebruik maakt van zichtbaar licht. Doordat de gebruikte leds bij Li-Fi een duizendtal keer per seconde aan en uitgaan, zijn de flikkeringen niet zichtbaar voor het menselijke oog.
Beide types wifi zorgen voor een serieuze snelheidsboost. Joanne Oh slaagde erin om een snelheid te halen van 42,8 Gbps met infrarood licht. Li-Fi haalt bij reële omstandigheden tot 1 Gbps, maar tijdens labotests werden al snelheden van 224 Gbps gehaald.