Gij zult niet surfen
Op zich is internetcensuur of het afsluiten van het wereldwijde web best ironisch te noemen. Internet is een paar tientallen jaren geleden namelijk gegroeid vanuit het zogenaamde Arpanet-netwerk van het Amerikaanse ministerie van Defensie. Basisvoorwaarde was dat dit netwerk zo veel mogelijk operationeel zou blijven in gevallen van technische problemen of oorlog.
Iran
De laatste maanden zien we dat in landen waar oorlog heerst, het internet vaak als eerste wordt afgesloten. Sinds het oproer in Libië is internettoegang in het Afrikaanse land onregelmatig of helemaal onbestaande. Nieuw is dat niet. Zo sloot de Iraanse regering de poort naar het wijde web al eens af tijdens de rellen van 2009. Het land wou hiermee de Westerse invloeden van buitenaf afweren.
Iran plant trouwens zijn eigen internet. Binnen twee jaar zou het hele land aangesloten moeten zijn op het gloednieuwe nationale ‘halal-netwerk’. Tegelijkertijd is Iran ook van plan om een eigen besturingssysteem te ontwikkelen, als alternatief voor Microsoft Windows. Naast een nieuw besturingssysteem kunnen ook Iraanse varianten van Gmail en Yahoo verwacht worden.
Egypte
Internet wordt steeds meer een doorn in het oog van regimes die kost wat kost aan de macht willen blijven. Zo werden begin dit jaar in Egypte nagenoeg alle online diensten volledig afgesloten. Vooral de schaal waarop het land deze ingreep uitvoerde, was ongezien. Met een gecoördineerde actie werden de vier belangrijkste internetproviders in het land tegelijkertijd afgesloten.
Om zoiets voor elkaar te krijgen, moet de overheid de internetproviders controleren. Makkelijk voor een land als Egypte, maar minder vanzelfsprekend voor Westerse landen. Hier kunnen overheden niet zomaar het internet uitschakelen. Voorlopig toch niet, want in de Verenigde Staten zijn ze er wel mee bezig.
Als ze daar de zogeheten “Protecting Cyberspace as a National Asset”-wet goedkeuren, dan komt die macht wel in het bereik van de Amerikaanse president. In onze contreien is het gelukkig zo ver nog niet: hier moet de overheid eerst toestemming van de rechter hebben vooraleer ze een provider offline kunnen halen.
Als een regering enkel de providers uit zijn land blokkeert, wordt daarmee niet het ‘hele’ internet lamgelegd. Een overheid die een provider wil afsluiten kan ook de belangrijke servers uitschakelen of de zogenaamde routingtabellen aanpassen. In het laatste geval wordt een vitaal onderdeel van het internetverkeer platgelegd, maar kunnen bepaalde diensten, zoals telefonie, nog in de lucht blijven.
Omdat het traditionele telefoonverkeer in Egypte nog werkte, konden inwoners via de traditionele manier met een modem inbellen naar een internationale internetprovider. Alleen bleken zulke inbelmodems, ook in Egypte, intussen verouderd en eerder schaars.
China
Het lijkt wel dat elke dictator die of elk regime dat aan de macht wil blijven dezer dagen over een internetkrijgsmacht moet beschikken, die ingrijpt wanneer het nodig is. Grootmacht China sloot het internet vorig jaar nog af in Xinjiang, terwijl er massaal arrestaties werden uitgevoerd. In het verleden werden verschillende regio’s in het Aziatische land al vaker afgekoppeld van het internet.
Maar de macht over het internet kan zich ook uiten in de vorm van censuur. Zo heeft China naar verluidt het meest ontwikkelde systeem van internetcensuur ter wereld. Veel websites worden streng gecontroleerd of zijn zelfs helemaal niet toegankelijk. Dit wordt, volgens mensenrechtenorganisaties als Amnesty International, mede mogelijk gemaakt door de Westerse bedrijven als Google en Yahoo.
China scant zelfs haar internetgebruikers op het zoeken naar gecensureerde zoektermen. Ook aanvallen op sites van mensenrechtenorganisaties worden niet geschuwd, net zomin als het hacken van financiële en technologische bedrijven. Zo zouden Chinese hackers onlangs de Gmail-accounts van honderden gebruikers weten te kraken hebben. Dat beweerde Google althans.
Onder andere de privéaccounts van Amerikaans overheidspersoneel werden hier buitgemaakt. De Chinese overheid ontkende in alle toonaarden zijn betrokkenheid bij deze aanvallen.
Noord-Korea
Een van de buitenbeentjes in dit verhaal is Noord-Korea. Daar is er sowieso geen internettoegang. Er is in de plaats daarvan wel een nationaal intranet genaamd Kwangmyong, dat ook door de overheid wordt gebruikt voor communicatie. Websites en e-mail zijn dus mogelijk, maar alles blijft beperkt tot de Noord-Koreaanse landsgrenzen.
Opvallend is wel dat het land Twitter en YouTube heeft ontdekt als middelen om propaganda te bedrijven. Op YouTube zijn op een jaar tijd ruim 1.600 video’s geplaatst onder de gebruikersnaam uriminzokkiri. Hun officiële Twitter-account werd afgelopen zomer geopend onder de naam uriminzok (Koreaans voor ‘onze natie’) en wordt nu al door ruim elfduizend mensen gevolgd. Of hoe een land als Noord-Korea vooral het internet gebruikt zoals het hen zelf uitkomt.
Op zich is internetcensuur of het afsluiten van het wereldwijde web best ironisch te noemen. Internet is een paar tientallen jaren geleden namelijk gegroeid vanuit het zogenaamde Arpanet-netwerk van het Amerikaanse ministerie van Defensie. Basisvoorwaarde was dat dit netwerk zo veel mogelijk operationeel zou blijven in gevallen van technische problemen of oorlog.
Iran
De laatste maanden zien we dat in landen waar oorlog heerst, het internet vaak als eerste wordt afgesloten. Sinds het oproer in Libië is internettoegang in het Afrikaanse land onregelmatig of helemaal onbestaande. Nieuw is dat niet. Zo sloot de Iraanse regering de poort naar het wijde web al eens af tijdens de rellen van 2009. Het land wou hiermee de Westerse invloeden van buitenaf afweren.
Iran plant trouwens zijn eigen internet. Binnen twee jaar zou het hele land aangesloten moeten zijn op het gloednieuwe nationale ‘halal-netwerk’. Tegelijkertijd is Iran ook van plan om een eigen besturingssysteem te ontwikkelen, als alternatief voor Microsoft Windows. Naast een nieuw besturingssysteem kunnen ook Iraanse varianten van Gmail en Yahoo verwacht worden.
Egypte
Internet wordt steeds meer een doorn in het oog van regimes die kost wat kost aan de macht willen blijven. Zo werden begin dit jaar in Egypte nagenoeg alle online diensten volledig afgesloten. Vooral de schaal waarop het land deze ingreep uitvoerde, was ongezien. Met een gecoördineerde actie werden de vier belangrijkste internetproviders in het land tegelijkertijd afgesloten.
Om zoiets voor elkaar te krijgen, moet de overheid de internetproviders controleren. Makkelijk voor een land als Egypte, maar minder vanzelfsprekend voor Westerse landen. Hier kunnen overheden niet zomaar het internet uitschakelen. Voorlopig toch niet, want in de Verenigde Staten zijn ze er wel mee bezig.
Als ze daar de zogeheten “Protecting Cyberspace as a National Asset”-wet goedkeuren, dan komt die macht wel in het bereik van de Amerikaanse president. In onze contreien is het gelukkig zo ver nog niet: hier moet de overheid eerst toestemming van de rechter hebben vooraleer ze een provider offline kunnen halen.
Als een regering enkel de providers uit zijn land blokkeert, wordt daarmee niet het ‘hele’ internet lamgelegd. Een overheid die een provider wil afsluiten kan ook de belangrijke servers uitschakelen of de zogenaamde routingtabellen aanpassen. In het laatste geval wordt een vitaal onderdeel van het internetverkeer platgelegd, maar kunnen bepaalde diensten, zoals telefonie, nog in de lucht blijven.
Omdat het traditionele telefoonverkeer in Egypte nog werkte, konden inwoners via de traditionele manier met een modem inbellen naar een internationale internetprovider. Alleen bleken zulke inbelmodems, ook in Egypte, intussen verouderd en eerder schaars.
China
Het lijkt wel dat elke dictator die of elk regime dat aan de macht wil blijven dezer dagen over een internetkrijgsmacht moet beschikken, die ingrijpt wanneer het nodig is. Grootmacht China sloot het internet vorig jaar nog af in Xinjiang, terwijl er massaal arrestaties werden uitgevoerd. In het verleden werden verschillende regio’s in het Aziatische land al vaker afgekoppeld van het internet.
Maar de macht over het internet kan zich ook uiten in de vorm van censuur. Zo heeft China naar verluidt het meest ontwikkelde systeem van internetcensuur ter wereld. Veel websites worden streng gecontroleerd of zijn zelfs helemaal niet toegankelijk. Dit wordt, volgens mensenrechtenorganisaties als Amnesty International, mede mogelijk gemaakt door de Westerse bedrijven als Google en Yahoo.
China scant zelfs haar internetgebruikers op het zoeken naar gecensureerde zoektermen. Ook aanvallen op sites van mensenrechtenorganisaties worden niet geschuwd, net zomin als het hacken van financiële en technologische bedrijven. Zo zouden Chinese hackers onlangs de Gmail-accounts van honderden gebruikers weten te kraken hebben. Dat beweerde Google althans.
Onder andere de privéaccounts van Amerikaans overheidspersoneel werden hier buitgemaakt. De Chinese overheid ontkende in alle toonaarden zijn betrokkenheid bij deze aanvallen.
Noord-Korea
Een van de buitenbeentjes in dit verhaal is Noord-Korea. Daar is er sowieso geen internettoegang. Er is in de plaats daarvan wel een nationaal intranet genaamd Kwangmyong, dat ook door de overheid wordt gebruikt voor communicatie. Websites en e-mail zijn dus mogelijk, maar alles blijft beperkt tot de Noord-Koreaanse landsgrenzen.
Opvallend is wel dat het land Twitter en YouTube heeft ontdekt als middelen om propaganda te bedrijven. Op YouTube zijn op een jaar tijd ruim 1.600 video’s geplaatst onder de gebruikersnaam uriminzokkiri. Hun officiële Twitter-account werd afgelopen zomer geopend onder de naam uriminzok (Koreaans voor ‘onze natie’) en wordt nu al door ruim elfduizend mensen gevolgd. Of hoe een land als Noord-Korea vooral het internet gebruikt zoals het hen zelf uitkomt.