Test

Dit is een popup

Dertien tips voor perfecte reisfoto’s

techpulse 2

Reizen zijn voor elke fotograaf de aanleiding om het fototoestel boven te halen. Maar hoe neem je de perfecte vakantiefoto? Vanuit welke hoek leg je je herinneringen vast?

Met deze tips kom je thuis met vakantiekiekjes die eruitspringen.

1. Wees paraat
Bij reizen is de voorbereiding het halve werk. Leer je camera kennen voor je op reis vertrekt. Digitale camera’s bevatten heel wat handige functies waarmee je betere foto’s kunt maken, maar je moet wel weten hoe ze werken. Als je toch de dag voor je vertrek een nieuwe camera koopt, neem dan tenminste de handleiding mee.

2. Zorg voor het juiste materiaal
Uiteraard gaat je camera mee op reis. Maar vergeet ook de batterijlader met bijhorende stroomkabel niet (en eventueel een adapter als je buiten continentaal Europa reist). Digitale camera’s schrijven de foto’s weg naar geheugenkaartjes. De prijs van die kaartjes is sterk gedaald, zodat je er best een paar extra kunt aanschaffen. Zo heb je zeker voldoende opslagruimte voor je foto’s.

Stel je camera in op het grootste fotoformaat en de beste kwaliteit. Je kunt een grote foto achteraf altijd verkleinen, maar omgekeerd gaat niet zonder kwaliteitsverlies. Op een lange reis maak je tussentijds reservekopieën van je foto’s. Bewaar tot je thuiskomt twee kopieën van je foto’s: een op de geheugenkaart en een op een draagbare ‘fototank’ of een laptop.

Er is een heel kleine kans dat er met geheugenkaartjes iets misloopt en dat wil je niet meemaken. Bescherm je fotomateriaal. Camera’s houden niet van extreme hitte, van vocht en van regen. Ga je naar een natte locatie, neem dan een fototasje met waterdichte hoes mee.

3. Let op het licht
Het is een gouden regel van de fotografie dat je rond zonsopgang en zonsondergang het mooiste licht hebt. Rond het middaguur, wanneer de zon het hoogst staat, is het licht hard en lelijk. Dat betekent niet dat je overdag geen foto’s kunt maken. Je moet alleen opletten wat de zon met je foto doet.

Fotografeer je tegen de zon in, dan is de kans groot dat je onderwerp veel te donker wordt en dat de zon in je lens straalt. Met de zon recht achter je komt de foto erg plat over en bestaat de kans dat je eigen schaduw mee op de foto staat. Je houdt de zon best in een hoek van 45 graden achter je. Zo zorgt de schaduw voor diepte in je foto.

4. Zoek de schaduw
Als je mensen in volle zon laat poseren, zullen ze hun oogjes dichtknijpen om niet verblind te worden. Voor mooie portretten zoek je beter de schaduw op. Die vind je op heel wat plaatsen: in een portiek, onder een luifel of naast een boom.  In de schaduw is het licht iets blauwer gekleurd dan in de zon, waardoor je foto’s koelere kleuren zullen vertonen.

Om dat te corrigeren, kun je de witbalansregeling van je camera op de voorinstelling voor Schaduw zetten; de kleuren worden dan automatisch wat warmer gemaakt.

5. Denk aan de compositie
‘Compositie’ is een mooi woord voor de opbouw van een foto. Er bestaan veel klassieke compositieregeltjes, bijvoorbeeld dat je je onderwerp niet pal in het midden van de foto plaatst, en dat je de horizon niet exact in het midden van je foto laat lopen. We zijn gewend om van links naar rechts te lezen, en dat is ook de richting die onze ogen volgen wanneer we een foto bekijken.

De rechterbenedenhoek is daarom een goede plek om je hoofdonderwerp te plaatsen. Maar doe dat niet in elke foto, want dat gaat ook vervelen.

6. Creëer diepte
Bij landschapsfoto’s is het belangrijk dat je de kijker een gevoel van diepte geeft. Probeer om een voorgrond, middendeel en achtergrond in je foto te leggen. Dat gaat best door een voorgrondelement in beeld te brengen, zoals een boom, een bloem of een fraaie rots. Door je camera dicht bij de grond te houden, laat je de voorgrond nog beter uitkomen.

7. Werk met perspectief
Wanneer je met je camera helemaal uitzoomt en dicht bij je onderwerp komt, zal je camera uitvergroten wat vlak bij de lens staat. Dat kan heel verrassende effecten opleveren. Wanneer je helemaal inzoomt en je onderwerp van op een afstand in beeld neemt, krijg je een natuurlijker perspectief. Maar je verliest de indruk van diepte.

8. Gebruik de scènepresets
Digitale camera’s zijn kleine computers. Je kunt ze helemaal automatisch hun werk laten doen, en ze zijn zo intelligent dat je zo meestal een goede foto krijgt. Maar soms kan de camera niet raden wat je precies wilt fotograferen. Je kunt je toestel op de goede weg zetten door de juiste scènepreset te kiezen. Dat zijn voorinstellingen voor typische onderwerpen zoals landschap, portret, nachtopname en dergelijke.

De preset zorgt ervoor dat de camera de aangepaste instellingen gebruikt. Wil je snelle actie vastleggen, probeer dan zeker de preset Sport. Daarbij gebruikt de camera instellingen om de actie haarscherp in beeld te brengen. Ook nuttig is de preset Strand die je op veel camera’s terugvindt. Die voorkomt dat foto’s die je op een zonnig strand maakt te donker worden.

9. Fotografeer mensen
Uiteraard fotografeer je de bezienswaardigheden die je bezoekt. Je kunt je foto’s een persoonlijke toets geven door je reisgezellen mee in beeld te nemen. Zet hen niet als etalagepoppen voor een gebouw, maar laat ze iets doen waardoor je ziet dat het echte mensen zijn. Zo krijg je foto’s die meer zijn dan een veredelde ansichtkaart.

10. Heb oog voor details
Vergeet de kleine dingen niet. Maak foto’s van opvallende straatnaambordjes, wegenkaarten, menu’s en dergelijke. Wanneer je later je vakantiefoto’s toont, helpen dergelijke beelden om een mooi verhaal op te bouwen.

11. Eten en drinken
Lekker eten en drinken hoort bij een vakantie. Daar wil je natuurlijk ook foto’s van. Probeer dat onopvallend te doen. Wanneer je disgenoten merken dat je hen gaat fotograferen terwijl ze eten, zullen ze bewust of onbewust gaan poseren, wat dodelijk is voor de sfeer van de foto. Probeer hen op een onbewaakt moment te fotograferen.

12. Foto’s bij weinig licht
Wanneer je ’s avonds of ’s nachts fotografeert, is er zo weinig licht dat je veel kans hebt op een ‘bewogen’ opname als je uit de hand fotografeert. De oplossing is je camera op een stevige ondergrond te plaatsen. Je hoeft daarvoor geen statief mee te zeulen: een laag muurtje of vensterbank doet wonderen.

Schakel je flitser uit en zet de gevoeligheid (ISO-waarde) zo laag mogelijk. Gebruik de zelfontspanner, zodat de camera niet  beweegt doordat je afdrukt.

13 Neem afstand van gebouwen
Wanneer je gebouwen fotografeert, kijk dan eerst of de zon wel goed staat. Het is niet mooi als de ene helft van het gebouw in felle zon baadt terwijl de andere helft in de schaduw gehuld is. Keer desnoods later terug. Bij hoge gebouwen kun je je camera kantelen om ze op de foto te krijgen.

Maar je zal merken dat de verticale lijnen van het gebouw schuin afgebeeld worden, waardoor het gebouw lijkt om te vallen. Neem meer afstand van het gebouw tot het op de foto past. Als dat niet mogelijk is, concentreer je dan op het deel dat wel goed op de foto staat.

Reizen zijn voor elke fotograaf de aanleiding om het fototoestel boven te halen. Maar hoe neem je de perfecte vakantiefoto? Vanuit welke hoek leg je je herinneringen vast?

Met deze tips kom je thuis met vakantiekiekjes die eruitspringen.

1. Wees paraat
Bij reizen is de voorbereiding het halve werk. Leer je camera kennen voor je op reis vertrekt. Digitale camera’s bevatten heel wat handige functies waarmee je betere foto’s kunt maken, maar je moet wel weten hoe ze werken. Als je toch de dag voor je vertrek een nieuwe camera koopt, neem dan tenminste de handleiding mee.

2. Zorg voor het juiste materiaal
Uiteraard gaat je camera mee op reis. Maar vergeet ook de batterijlader met bijhorende stroomkabel niet (en eventueel een adapter als je buiten continentaal Europa reist). Digitale camera’s schrijven de foto’s weg naar geheugenkaartjes. De prijs van die kaartjes is sterk gedaald, zodat je er best een paar extra kunt aanschaffen. Zo heb je zeker voldoende opslagruimte voor je foto’s.

Stel je camera in op het grootste fotoformaat en de beste kwaliteit. Je kunt een grote foto achteraf altijd verkleinen, maar omgekeerd gaat niet zonder kwaliteitsverlies. Op een lange reis maak je tussentijds reservekopieën van je foto’s. Bewaar tot je thuiskomt twee kopieën van je foto’s: een op de geheugenkaart en een op een draagbare ‘fototank’ of een laptop.

Er is een heel kleine kans dat er met geheugenkaartjes iets misloopt en dat wil je niet meemaken. Bescherm je fotomateriaal. Camera’s houden niet van extreme hitte, van vocht en van regen. Ga je naar een natte locatie, neem dan een fototasje met waterdichte hoes mee.

3. Let op het licht
Het is een gouden regel van de fotografie dat je rond zonsopgang en zonsondergang het mooiste licht hebt. Rond het middaguur, wanneer de zon het hoogst staat, is het licht hard en lelijk. Dat betekent niet dat je overdag geen foto’s kunt maken. Je moet alleen opletten wat de zon met je foto doet.

Fotografeer je tegen de zon in, dan is de kans groot dat je onderwerp veel te donker wordt en dat de zon in je lens straalt. Met de zon recht achter je komt de foto erg plat over en bestaat de kans dat je eigen schaduw mee op de foto staat. Je houdt de zon best in een hoek van 45 graden achter je. Zo zorgt de schaduw voor diepte in je foto.

4. Zoek de schaduw
Als je mensen in volle zon laat poseren, zullen ze hun oogjes dichtknijpen om niet verblind te worden. Voor mooie portretten zoek je beter de schaduw op. Die vind je op heel wat plaatsen: in een portiek, onder een luifel of naast een boom.  In de schaduw is het licht iets blauwer gekleurd dan in de zon, waardoor je foto’s koelere kleuren zullen vertonen.

Om dat te corrigeren, kun je de witbalansregeling van je camera op de voorinstelling voor Schaduw zetten; de kleuren worden dan automatisch wat warmer gemaakt.

5. Denk aan de compositie
‘Compositie’ is een mooi woord voor de opbouw van een foto. Er bestaan veel klassieke compositieregeltjes, bijvoorbeeld dat je je onderwerp niet pal in het midden van de foto plaatst, en dat je de horizon niet exact in het midden van je foto laat lopen. We zijn gewend om van links naar rechts te lezen, en dat is ook de richting die onze ogen volgen wanneer we een foto bekijken.

De rechterbenedenhoek is daarom een goede plek om je hoofdonderwerp te plaatsen. Maar doe dat niet in elke foto, want dat gaat ook vervelen.

6. Creëer diepte
Bij landschapsfoto’s is het belangrijk dat je de kijker een gevoel van diepte geeft. Probeer om een voorgrond, middendeel en achtergrond in je foto te leggen. Dat gaat best door een voorgrondelement in beeld te brengen, zoals een boom, een bloem of een fraaie rots. Door je camera dicht bij de grond te houden, laat je de voorgrond nog beter uitkomen.

7. Werk met perspectief
Wanneer je met je camera helemaal uitzoomt en dicht bij je onderwerp komt, zal je camera uitvergroten wat vlak bij de lens staat. Dat kan heel verrassende effecten opleveren. Wanneer je helemaal inzoomt en je onderwerp van op een afstand in beeld neemt, krijg je een natuurlijker perspectief. Maar je verliest de indruk van diepte.

8. Gebruik de scènepresets
Digitale camera’s zijn kleine computers. Je kunt ze helemaal automatisch hun werk laten doen, en ze zijn zo intelligent dat je zo meestal een goede foto krijgt. Maar soms kan de camera niet raden wat je precies wilt fotograferen. Je kunt je toestel op de goede weg zetten door de juiste scènepreset te kiezen. Dat zijn voorinstellingen voor typische onderwerpen zoals landschap, portret, nachtopname en dergelijke.

De preset zorgt ervoor dat de camera de aangepaste instellingen gebruikt. Wil je snelle actie vastleggen, probeer dan zeker de preset Sport. Daarbij gebruikt de camera instellingen om de actie haarscherp in beeld te brengen. Ook nuttig is de preset Strand die je op veel camera’s terugvindt. Die voorkomt dat foto’s die je op een zonnig strand maakt te donker worden.

9. Fotografeer mensen
Uiteraard fotografeer je de bezienswaardigheden die je bezoekt. Je kunt je foto’s een persoonlijke toets geven door je reisgezellen mee in beeld te nemen. Zet hen niet als etalagepoppen voor een gebouw, maar laat ze iets doen waardoor je ziet dat het echte mensen zijn. Zo krijg je foto’s die meer zijn dan een veredelde ansichtkaart.

10. Heb oog voor details
Vergeet de kleine dingen niet. Maak foto’s van opvallende straatnaambordjes, wegenkaarten, menu’s en dergelijke. Wanneer je later je vakantiefoto’s toont, helpen dergelijke beelden om een mooi verhaal op te bouwen.

11. Eten en drinken
Lekker eten en drinken hoort bij een vakantie. Daar wil je natuurlijk ook foto’s van. Probeer dat onopvallend te doen. Wanneer je disgenoten merken dat je hen gaat fotograferen terwijl ze eten, zullen ze bewust of onbewust gaan poseren, wat dodelijk is voor de sfeer van de foto. Probeer hen op een onbewaakt moment te fotograferen.

12. Foto’s bij weinig licht
Wanneer je ’s avonds of ’s nachts fotografeert, is er zo weinig licht dat je veel kans hebt op een ‘bewogen’ opname als je uit de hand fotografeert. De oplossing is je camera op een stevige ondergrond te plaatsen. Je hoeft daarvoor geen statief mee te zeulen: een laag muurtje of vensterbank doet wonderen.

Schakel je flitser uit en zet de gevoeligheid (ISO-waarde) zo laag mogelijk. Gebruik de zelfontspanner, zodat de camera niet  beweegt doordat je afdrukt.

13 Neem afstand van gebouwen
Wanneer je gebouwen fotografeert, kijk dan eerst of de zon wel goed staat. Het is niet mooi als de ene helft van het gebouw in felle zon baadt terwijl de andere helft in de schaduw gehuld is. Keer desnoods later terug. Bij hoge gebouwen kun je je camera kantelen om ze op de foto te krijgen.

Maar je zal merken dat de verticale lijnen van het gebouw schuin afgebeeld worden, waardoor het gebouw lijkt om te vallen. Neem meer afstand van het gebouw tot het op de foto past. Als dat niet mogelijk is, concentreer je dan op het deel dat wel goed op de foto staat.

fotonieuwsreisvakantie

Gerelateerde artikelen

Volg ons

ICT Jaarboek 2021-2022 – TechPulse Business

ICT Jaarboek 2021-2022 – TechPulse Business

Bestel nu!