Test

Dit is een popup

De belangrijkste sensors in digitale camera’s

De kwaliteit van je foto's hangt vooral af van de beeldsensor. We nemen de belangrijkste soorten met je door.

Staar je bij aanschaf van een digitale camera niet blind op megapixels, de beeldkwaliteit van je foto"s hangt vooral af van de sensor. En die is niet in elke camera hetzelfde of even groot. We nemen de belangrijkste soorten beeldsensors met je door.

De beeldsensor is het hart van je digitale camera. Miljoenen lichtgevoelige cellen, meestal pixels genoemd, registreren het licht dat door het objectief naar binnen valt. Grofweg geldt dat de beeldkwaliteit van je opname toeneemt naarmate de sensor groter is – en daarmee ook de omvang en prijs van de camera.

[related_article id=”158262″]

Vertrekpunt: het oude kleinbeeld
De meeste sensors in digitale camera’s zijn veel kleiner dan het opnameformaat van analoge fototoestellen. Het negatief van het klassieke 35mm-filmrolletje meet 36 bij 24 millimeter. Dit formaat was voor elke camera hetzelfde. Bij digitale camera’s is dat helaas niet het geval, daar heb je te maken met een heleboel verschillende sensorformaten.

Deze brengen ook meestal een zogenaamde cropfactor met zich mee. Je ziet een uitsnede (crop) van het blikveld dat je objectief normaal zou hebben bij een kleinbeeldopname. Dat heeft tot gevolg dat je de brandpuntsafstand van je lens moet vermenigvuldigen voor een vergelijking met de meer vertrouwde brandpuntsafstanden uit het analoge tijdperk.

Drie belangrijke groepen
Er zijn op dit moment drie groepen sensors die het meest voorkomen in populaire spiegelreflex- en systeemcamera’s. De verschillen in het kort:

APS-C – Deze sensors zitten in de meeste populaire digitale spiegelreflexcamera’s, van bijvoorbeeld Nikon, Canon, Samsung, Sony en Pentax. De beeldverhouding is 3:2, de cropfactor is meestal 1,5. Je moet de brandpuntsafstand van je lens met anderhalf vermenigvuldigen voor een vergelijk met kleinbeeld.

Four Thirds – Deze sensors zitten in digitale spiegelreflexcamera’s van Olympus en Panasonic. De beeldverhouding is 4:3, de cropfactor is 2. Je moet de brandpuntsafstand van je opname dus verdubbelen voor een vergelijk met kleinbeeld. Micro Four Thirds is iets anders: dat is Four Thirds maar dan voor systeemcamera’s (toestellen zonder spiegel, maar met verwisselbare lenzen). Formaat, beeldverhouding en cropfactor zijn hetzelfde als bij Four Thirds.

Fullframe – Even groot als het 35mm-kleinbeeldformaat in analoge spiegelreflexcamera’s, met beeldverhouding 3:2. De brandpuntsafstand blijft onveranderd en hoeft niet te worden omgerekend.

Meer varianten
Er zijn natuurlijk nog veel meer sensorvarianten. Bijvoorbeeld de grote "middenformaten" die worden gebruikt in dure studiocamera’s.

Ook komen fabrikanten nog steeds met nieuwe sensortypes. Zo bracht Nikon het kleine CX-formaat (met cropfactor 2,7) uit voor zijn eigen systeemcamera, de Nikon 1. Precies even groot is de ‘type 1.0’, de eigen sensor van Sony die in de hoge ogen gooiende Sony Cyber-shot RX100 compactcamera zit. Deze twee nieuwe sensors zijn klein, maar toch nog viermaal groter dan de beeldsensors in de meeste compactcamera"s.

En ook de techniek staat niet stil. Canon onthulde deze herfst de zogenaamde dual pixel APS-C-sensor in de EOS 70 D. Deze beeldsensor produceert foto"s van maximaal 20 megapixel, maar telt eigenlijk dubbel zoveel lichtgevoelige fotodiodes.

Compactcamera’s en smartphones
De sensors in eenvoudige compactcamera’s (waarbij je geen lenzen kunt verwisselen) en populaire smartphones zijn meestal piepklein, vele malen kleiner dan APS-C-sensors en ook veel goedkoper om te produceren. Ze vangen minder licht, zeker in donkere omstandigheden.

Pronkt de fabrikant met een grote hoeveelheid megapixels, dan kan dat een slecht teken zijn, want er moet heel veel informatie op een heel klein oppervlak.

Maar kleine sensors worden steeds beter, evenals de bijhorende beeldprocessors die de mindere kwaliteit kunnen compenseren. Kleine sensors zijn zeker niet per definitie slecht. Maar je hebt meer kans op scherpe foto’s met een grotere sensor.

CMOS en CCD?
Al het bovenstaande gaat om de afmetingen van sensors, niet om de materiaaltechnologie. Als je leest over CMOS- en CCD-sensors gaat het over de twee belangrijkste elektronische technieken die worden gebruikt voor beeldsensors in de digitale fotografie.

Meer over de afzonderlijke sensortypes lees je in de onderstaande, aparte artikelen over APS-C-, Four Thirds- en fullframesensors.

Staar je bij aanschaf van een digitale camera niet blind op megapixels, de beeldkwaliteit van je foto"s hangt vooral af van de sensor. En die is niet in elke camera hetzelfde of even groot. We nemen de belangrijkste soorten beeldsensors met je door.

De beeldsensor is het hart van je digitale camera. Miljoenen lichtgevoelige cellen, meestal pixels genoemd, registreren het licht dat door het objectief naar binnen valt. Grofweg geldt dat de beeldkwaliteit van je opname toeneemt naarmate de sensor groter is – en daarmee ook de omvang en prijs van de camera.

[related_article id=”158262″]

Vertrekpunt: het oude kleinbeeld
De meeste sensors in digitale camera’s zijn veel kleiner dan het opnameformaat van analoge fototoestellen. Het negatief van het klassieke 35mm-filmrolletje meet 36 bij 24 millimeter. Dit formaat was voor elke camera hetzelfde. Bij digitale camera’s is dat helaas niet het geval, daar heb je te maken met een heleboel verschillende sensorformaten.

Deze brengen ook meestal een zogenaamde cropfactor met zich mee. Je ziet een uitsnede (crop) van het blikveld dat je objectief normaal zou hebben bij een kleinbeeldopname. Dat heeft tot gevolg dat je de brandpuntsafstand van je lens moet vermenigvuldigen voor een vergelijking met de meer vertrouwde brandpuntsafstanden uit het analoge tijdperk.

Drie belangrijke groepen
Er zijn op dit moment drie groepen sensors die het meest voorkomen in populaire spiegelreflex- en systeemcamera’s. De verschillen in het kort:

APS-C – Deze sensors zitten in de meeste populaire digitale spiegelreflexcamera’s, van bijvoorbeeld Nikon, Canon, Samsung, Sony en Pentax. De beeldverhouding is 3:2, de cropfactor is meestal 1,5. Je moet de brandpuntsafstand van je lens met anderhalf vermenigvuldigen voor een vergelijk met kleinbeeld.

Four Thirds – Deze sensors zitten in digitale spiegelreflexcamera’s van Olympus en Panasonic. De beeldverhouding is 4:3, de cropfactor is 2. Je moet de brandpuntsafstand van je opname dus verdubbelen voor een vergelijk met kleinbeeld. Micro Four Thirds is iets anders: dat is Four Thirds maar dan voor systeemcamera’s (toestellen zonder spiegel, maar met verwisselbare lenzen). Formaat, beeldverhouding en cropfactor zijn hetzelfde als bij Four Thirds.

Fullframe – Even groot als het 35mm-kleinbeeldformaat in analoge spiegelreflexcamera’s, met beeldverhouding 3:2. De brandpuntsafstand blijft onveranderd en hoeft niet te worden omgerekend.

Meer varianten
Er zijn natuurlijk nog veel meer sensorvarianten. Bijvoorbeeld de grote "middenformaten" die worden gebruikt in dure studiocamera’s.

Ook komen fabrikanten nog steeds met nieuwe sensortypes. Zo bracht Nikon het kleine CX-formaat (met cropfactor 2,7) uit voor zijn eigen systeemcamera, de Nikon 1. Precies even groot is de ‘type 1.0’, de eigen sensor van Sony die in de hoge ogen gooiende Sony Cyber-shot RX100 compactcamera zit. Deze twee nieuwe sensors zijn klein, maar toch nog viermaal groter dan de beeldsensors in de meeste compactcamera"s.

En ook de techniek staat niet stil. Canon onthulde deze herfst de zogenaamde dual pixel APS-C-sensor in de EOS 70 D. Deze beeldsensor produceert foto"s van maximaal 20 megapixel, maar telt eigenlijk dubbel zoveel lichtgevoelige fotodiodes.

Compactcamera’s en smartphones
De sensors in eenvoudige compactcamera’s (waarbij je geen lenzen kunt verwisselen) en populaire smartphones zijn meestal piepklein, vele malen kleiner dan APS-C-sensors en ook veel goedkoper om te produceren. Ze vangen minder licht, zeker in donkere omstandigheden.

Pronkt de fabrikant met een grote hoeveelheid megapixels, dan kan dat een slecht teken zijn, want er moet heel veel informatie op een heel klein oppervlak.

Maar kleine sensors worden steeds beter, evenals de bijhorende beeldprocessors die de mindere kwaliteit kunnen compenseren. Kleine sensors zijn zeker niet per definitie slecht. Maar je hebt meer kans op scherpe foto’s met een grotere sensor.

CMOS en CCD?
Al het bovenstaande gaat om de afmetingen van sensors, niet om de materiaaltechnologie. Als je leest over CMOS- en CCD-sensors gaat het over de twee belangrijkste elektronische technieken die worden gebruikt voor beeldsensors in de digitale fotografie.

Meer over de afzonderlijke sensortypes lees je in de onderstaande, aparte artikelen over APS-C-, Four Thirds- en fullframesensors.

aps-cbeeldsensorcamerafotografiefour-thirdsfullframesensorspiegelreflexsysteemcamera

Gerelateerde artikelen

Volg ons

ICT Jaarboek 2021-2022 – TechPulse Business

ICT Jaarboek 2021-2022 – TechPulse Business

Bestel nu!