Waarom IT-managers moeten stoppen cloud te beconcurreren
Veel IT-managers maken zich zorgen over hoe ze kunnen concurreren met cloudproviders zoals Amazon Web Services en Rackspace. Vaak zijn die diensten in staat om veel meer opslag te bieden aan een veel lager prijs dan de lokale IT-afdeling.
Door dat prijsverschil wordt het eens hoog tijd dat IT-leiders stoppen om met diensten van buitenaf te concurreren, zegt Bernard Golden, een topman bij de cloud computing group van Dell. “De snelle opkomst van clouddiensten betekent dat de bedrijfs-IT niet meer de goedkoopste leverancier kan zijn van applicatiehosting, infrastructuur, opslag en andere diensten.”
Of zoals hij ook zegt: “ de clouduitdagingen dreigen om de IT-managers van de troon te stoten als enige leverancier van informaticadiensten aan het grotere bedrijf.” Zijn antwoord voor de IT-managers: hoe sneller je hier vrede mee neemt, hoe beter.
Golden heeft natuurlijk een punt. De gespecialiseerde cloudproviders hebben een gigantisch schaalvoordeel. Ze hebben een legertje specialisten die alles aan de praat houdt met de beste software en beveiligingstools.
Wat Golden ons wil zeggen is dan om zeer verregaand te durven wijzigen aan de rol van IT in het bedrijf. Het gaat niet enkel om machines uit te rollen en om code te tikken. Het draait ‘m om het verstaan van de zakelijke noden en om de meest kostenefficiënte en veilige manier te bedenken om die doelen te halen. Die oplossing kan nog steeds in voege zijn in het bedrijfsdatacenter, of het kan beschikbaar zijn bij een externe dienstenleverancier. Amazon en Rackspace hebben een heleboel slimme mensen die geen sikkepit snappen van de zaken waar je bedrijf mee bezig is. Bedrijven hebben hun eigen IT-lui nodig om de juiste beslissingen te nemen.
De kern van de zaak is dat de IT-afdeling geen concurrent is van de externe clouddiensten. Ze is een gids die het bedrijf begeleidt naar de beste informatica-oplossing. En soms wordt een bedrijf zelf de cloudprovider. Maar dan weer niet als concurrent van de grote cloudproviders, wel als een nichespeler.
Veel IT-managers maken zich zorgen over hoe ze kunnen concurreren met cloudproviders zoals Amazon Web Services en Rackspace. Vaak zijn die diensten in staat om veel meer opslag te bieden aan een veel lager prijs dan de lokale IT-afdeling.
Door dat prijsverschil wordt het eens hoog tijd dat IT-leiders stoppen om met diensten van buitenaf te concurreren, zegt Bernard Golden, een topman bij de cloud computing group van Dell. “De snelle opkomst van clouddiensten betekent dat de bedrijfs-IT niet meer de goedkoopste leverancier kan zijn van applicatiehosting, infrastructuur, opslag en andere diensten.”
Of zoals hij ook zegt: “ de clouduitdagingen dreigen om de IT-managers van de troon te stoten als enige leverancier van informaticadiensten aan het grotere bedrijf.” Zijn antwoord voor de IT-managers: hoe sneller je hier vrede mee neemt, hoe beter.
Golden heeft natuurlijk een punt. De gespecialiseerde cloudproviders hebben een gigantisch schaalvoordeel. Ze hebben een legertje specialisten die alles aan de praat houdt met de beste software en beveiligingstools.
Wat Golden ons wil zeggen is dan om zeer verregaand te durven wijzigen aan de rol van IT in het bedrijf. Het gaat niet enkel om machines uit te rollen en om code te tikken. Het draait ‘m om het verstaan van de zakelijke noden en om de meest kostenefficiënte en veilige manier te bedenken om die doelen te halen. Die oplossing kan nog steeds in voege zijn in het bedrijfsdatacenter, of het kan beschikbaar zijn bij een externe dienstenleverancier. Amazon en Rackspace hebben een heleboel slimme mensen die geen sikkepit snappen van de zaken waar je bedrijf mee bezig is. Bedrijven hebben hun eigen IT-lui nodig om de juiste beslissingen te nemen.
De kern van de zaak is dat de IT-afdeling geen concurrent is van de externe clouddiensten. Ze is een gids die het bedrijf begeleidt naar de beste informatica-oplossing. En soms wordt een bedrijf zelf de cloudprovider. Maar dan weer niet als concurrent van de grote cloudproviders, wel als een nichespeler.