Test

Dit is een popup

Nieuws

Hoe maak je macrofoto’s?

De haartjes op de pootjes van een libel zal je in het echt niet gauw zien. Tenzij je zoals mijn naamgenootje uit het boek van Godfried Bomans tot insectenmaat gekrompen bent. Kijk je echter door een macrolens naar alles wat vliegt en zoemt in je achtertuin, dan zal de natuur er nooit meer hetzelfde uitzien. Welkom in de wereld van de macrofotografie.

Strikt genomen mag je alleen van macrofotografie spreken als je onderwerp op de beeldsensor van je camera even groot afgebeeld wordt als het in werkelijkheid is. Anders gezegd: een vliegje van 5 mm in de werkelijkheid komt overeen met een beeld van 5 mm op de sensor. Dit heet dan ‘reproductiefactor 1:1’.

Bij een lagere reproductiefactor hebben de experts het liever over close-upfotografie. In de praktijk echter is de term ‘macro’ ingeburgerd voor alle foto’s waarop onderwerpen (zo goed als levensgroot) worden afgebeeld.

[related_article id=”158262″]

Macro met een mini
Om aan macrofotografie te doen, heb je niet veel nodig. Bijna elke digitale compactcamera heeft vandaag een macro-stand. Als je die selecteert, kan je van heel dichtbij scherpstellen. Hoe dicht precies, hangt van je toestel af. De minimale scherpstelafstand kan bijvoorbeeld 20 cm, 10 cm of slechts 2 cm zijn.

Voor een macrofoto geldt altijd: hoe dichter, hoe beter. Niet elk onderwerp is er echter mee gediend dat je te dichtbij komt. Een libel of vlinder vliegt gewoon weg als je te dichtbij komt. Idealiter zou je van op een grotere afstand moeten kunnen inzoomen. En dan botsen we op de beperkingen van een compactcamera: de macromodus werkt meestal alleen in de groothoekstand, waarin je lens helemaal uitgezoomd is.

Als je inzoomt tot de telestand, moet je veel meer afstand tussen de camera en het onderwerp laten om te kunnen scherpstellen.

Handige hulpjes
De bijtjes zal je er dus niet mee vastleggen, maar niets houdt je tegen om bloemetjes voor de lens van je compactcamera te halen. Dat kan zowel in de natuur als bij je thuis in de achtertuin. Werk je in de vrije natuur, zorg dan dat je onderwerp niet beweegt.

De kleinste windstoot volstaat om een bloem te laten bewegen, en dan krijg je geen scherpe foto. Neem een stevig stuk karton mee waarmee je de bloem uit de wind kan zetten. Je kan ook achter je onderwerp een stuk wit of grijs karton plaatsen: een egale achtergrond laat je onderwerp beter tot z’n recht komen.

Je camera zet je het best zo stabiel mogelijk. Een ministatiefje komt daarbij zeker van pas. Gebruik de zelfontspanner van je camera: zo voorkom je dat de camera beweegt doordat je op de ontspanner drukt. Zet je flits ook altijd uit: die zou alleen maar lelijke schaduwen opleveren.

Ook als je binnenhuis werkt, schakel je de flits uit. Zoek een plaats waar voldoende licht is, zoals een tafel naast een groot raam waarlangs indirect zonlicht binnenvalt. Is er niet voldoende licht, dan kan je je onderwerp met een eenvoudige bureaulamp verlichten. Laat de lamp door een stuk wit papier of een dunne witte doek schijnen. Zo creëer je zachter licht.

Macro met een reflexcamera
De spectaculairste macrofoto’s maak je uiteraard niet met een kleine compactcamera, maar wel met een digitale reflexcamera. De kitlens die bij de meeste reflexcamera’s aangeboden wordt, blinkt meestal niet uit in macrofotografie. De scherpstelafstand zal je namelijk weer parten spelen.

Het allerbeste resultaat krijg je met een macro-objectief. Zo’n objectief is speciaal ontwikkeld om maximale scherpte te bekomen op korte instelafstanden. Macro-objectieven hebben een vaste brandpuntsafstand. Hoe groter de brandpuntsafstand, hoe verder je van je onderwerp kunt staan. Voor schuwe beestjes moet je dus een grote brandpuntsafstand gebruiken.

Wil je toch niet meteen veel geld uitgeven, dan zijn er nog macrovoorzetlenzen. Deze schroef je net als een filter vooraan op je objectief, en ze stellen je in staat om van dichterbij scherp te stellen. Ze zijn verkrijgbaar in verschillende maten en sterktes. Een tweede mogelijkheid zijn tussenringen die je tussen het objectief en de camerabody plaatst. Een tussenring verkort de minimale scherpstelafstand van je objectief.

Live View
Bij een reflexcamera gebruik je meestal de optische zoeker om je onderwerp in beeld te nemen. Bij macrofotografie is dat niet altijd handig, bijvoorbeeld als je een kolonie mieren op de grond wil fotograferen: je zou zelf al plat moeten gaan liggen om door de zoeker te kunnen kijken.

De ‘Live View’-functie toont je onderwerp meteen op het lcd-scherm, en dat werkt veel handiger. Kan je dit schermpje ook nog eens uitklappen en draaien, dan is dat handig meegenomen.

Voor het betere macrowerk met een reflexcamera is een stevig statief gewoon onmisbaar. Met een macrolens is er maar een héél klein stukje van je onderwerp scherp in beeld. Beweeg je de camera ook maar een millimetertje, dan ligt de scherpte meteen helemaal anders. Trek er dus niet op uit zonder statief. Ook hier helpt de zelfontspanner of een afstandsbediening ervoor dat de camera niet gaat trillen wanneer je afdrukt.

Als je echt gebeten bent door macrofotografie, zal je ook willen investeren in aangepaste flitsers. Maar probeer het eerst zonder flits. Is je onderwerp te donker, dan kan je je altijd behelpen met een stuk wit karton om licht op je onderwerp te reflecteren. O, en ook altijd van pas komen: heel veel geduld en vooral heel veel oefening.

Voor dag en dauw
Wil je insecten of planten fotograferen, vertrek dan vroeg genoeg. Je hebt dan nog tijd om je onderwerp te zoeken en een goed standpunt in te nemen. De ochtenddauw maakt fauna en flora meteen een stuk interessanter.

Als je door je zoeker kijkt, zie je dat insecten nog onder de druppels zitten. Heel veel insecten zijn onbeweeglijk als het nog koud of vochtig is. Ze kunnen pas wegvliegen als ze door de zon opgewarmd zijn. Dat geeft je extra tijd om een goede opname te maken.

Macro-opnames nabewerken
Ook al is je fototechniek feilloos, digitale beelden kunnen altijd nabewerking gebruiken. Een beknopte handleiding voor macro-opnames.

Stap 1: belichting aanpassen
Open de foto in je favoriete beeldbewerker. Ik gebruik graag Adobe Photoshop Elements 8. Een macrofoto is in de eerste plaats een foto. De aanpassingen die ik doe, zijn dus dezelfde als voor elk ander beeld. Ik ga na of de belichting en het contrast goed zitten.

Als die aangepast moeten worden, gebruik ik Aanpassingslaag – Niveaus om de hoge lichte, middentonen en schaduwpartijen aan te passen. Je kan dit in Photoshop ook doen met Curves.

Stap 1: belichting aanpassen

Stap 2: onzuiverheden wegwerken
Vervolgens werk ik onzuiverheden weg, zoals stofjes, stuifmeel of andere storende zaken. Ik gebruik het Retoucheerpenseel (Healing Brush) op de achtergrondlaag, die ik op 100% weergeef. De straal van het penseel laat ik afhangen van de te retoucheren delen.

In Photoshop en Photoshop Elements 9 kan je beter het Snel Retoucheerpenseel gebruiken; je hoeft dan niet te selecteren welk gebied gebruikt wordt om de retouches in te vullen.

Stap 2: onzuiverheden wegwerken

Stap 3: opscherpen
De laatste stap is het beeld opscherpen. Ik gebruik daarvoor het Onscherp Masker (Unsharp Mask). Hoeveelheid (Amount) bepaalt de mate van verscherping. Straal (Radius) bepaalt de grootte van het gebied waar de pixels worden beïnvloed.

Bij foto’s met veel detail – zoals een macro – gebruik je een kleine straal. Drempelwaarde (Threshold) behoedt gebieden met een laag contrast voor opscherpen. Het is een goede manier om te voorkomen dat kleurruis in donkere partijen wordt opgescherpt. Gebruik een waarde tussen 0 en 10.

Stap 3: opscherpen

De haartjes op de pootjes van een libel zal je in het echt niet gauw zien. Tenzij je zoals mijn naamgenootje uit het boek van Godfried Bomans tot insectenmaat gekrompen bent. Kijk je echter door een macrolens naar alles wat vliegt en zoemt in je achtertuin, dan zal de natuur er nooit meer hetzelfde uitzien. Welkom in de wereld van de macrofotografie.

Strikt genomen mag je alleen van macrofotografie spreken als je onderwerp op de beeldsensor van je camera even groot afgebeeld wordt als het in werkelijkheid is. Anders gezegd: een vliegje van 5 mm in de werkelijkheid komt overeen met een beeld van 5 mm op de sensor. Dit heet dan ‘reproductiefactor 1:1’.

Bij een lagere reproductiefactor hebben de experts het liever over close-upfotografie. In de praktijk echter is de term ‘macro’ ingeburgerd voor alle foto’s waarop onderwerpen (zo goed als levensgroot) worden afgebeeld.

[related_article id=”158262″]

Macro met een mini
Om aan macrofotografie te doen, heb je niet veel nodig. Bijna elke digitale compactcamera heeft vandaag een macro-stand. Als je die selecteert, kan je van heel dichtbij scherpstellen. Hoe dicht precies, hangt van je toestel af. De minimale scherpstelafstand kan bijvoorbeeld 20 cm, 10 cm of slechts 2 cm zijn.

Voor een macrofoto geldt altijd: hoe dichter, hoe beter. Niet elk onderwerp is er echter mee gediend dat je te dichtbij komt. Een libel of vlinder vliegt gewoon weg als je te dichtbij komt. Idealiter zou je van op een grotere afstand moeten kunnen inzoomen. En dan botsen we op de beperkingen van een compactcamera: de macromodus werkt meestal alleen in de groothoekstand, waarin je lens helemaal uitgezoomd is.

Als je inzoomt tot de telestand, moet je veel meer afstand tussen de camera en het onderwerp laten om te kunnen scherpstellen.

Handige hulpjes
De bijtjes zal je er dus niet mee vastleggen, maar niets houdt je tegen om bloemetjes voor de lens van je compactcamera te halen. Dat kan zowel in de natuur als bij je thuis in de achtertuin. Werk je in de vrije natuur, zorg dan dat je onderwerp niet beweegt.

De kleinste windstoot volstaat om een bloem te laten bewegen, en dan krijg je geen scherpe foto. Neem een stevig stuk karton mee waarmee je de bloem uit de wind kan zetten. Je kan ook achter je onderwerp een stuk wit of grijs karton plaatsen: een egale achtergrond laat je onderwerp beter tot z’n recht komen.

Je camera zet je het best zo stabiel mogelijk. Een ministatiefje komt daarbij zeker van pas. Gebruik de zelfontspanner van je camera: zo voorkom je dat de camera beweegt doordat je op de ontspanner drukt. Zet je flits ook altijd uit: die zou alleen maar lelijke schaduwen opleveren.

Ook als je binnenhuis werkt, schakel je de flits uit. Zoek een plaats waar voldoende licht is, zoals een tafel naast een groot raam waarlangs indirect zonlicht binnenvalt. Is er niet voldoende licht, dan kan je je onderwerp met een eenvoudige bureaulamp verlichten. Laat de lamp door een stuk wit papier of een dunne witte doek schijnen. Zo creëer je zachter licht.

Macro met een reflexcamera
De spectaculairste macrofoto’s maak je uiteraard niet met een kleine compactcamera, maar wel met een digitale reflexcamera. De kitlens die bij de meeste reflexcamera’s aangeboden wordt, blinkt meestal niet uit in macrofotografie. De scherpstelafstand zal je namelijk weer parten spelen.

Het allerbeste resultaat krijg je met een macro-objectief. Zo’n objectief is speciaal ontwikkeld om maximale scherpte te bekomen op korte instelafstanden. Macro-objectieven hebben een vaste brandpuntsafstand. Hoe groter de brandpuntsafstand, hoe verder je van je onderwerp kunt staan. Voor schuwe beestjes moet je dus een grote brandpuntsafstand gebruiken.

Wil je toch niet meteen veel geld uitgeven, dan zijn er nog macrovoorzetlenzen. Deze schroef je net als een filter vooraan op je objectief, en ze stellen je in staat om van dichterbij scherp te stellen. Ze zijn verkrijgbaar in verschillende maten en sterktes. Een tweede mogelijkheid zijn tussenringen die je tussen het objectief en de camerabody plaatst. Een tussenring verkort de minimale scherpstelafstand van je objectief.

Live View
Bij een reflexcamera gebruik je meestal de optische zoeker om je onderwerp in beeld te nemen. Bij macrofotografie is dat niet altijd handig, bijvoorbeeld als je een kolonie mieren op de grond wil fotograferen: je zou zelf al plat moeten gaan liggen om door de zoeker te kunnen kijken.

De ‘Live View’-functie toont je onderwerp meteen op het lcd-scherm, en dat werkt veel handiger. Kan je dit schermpje ook nog eens uitklappen en draaien, dan is dat handig meegenomen.

Voor het betere macrowerk met een reflexcamera is een stevig statief gewoon onmisbaar. Met een macrolens is er maar een héél klein stukje van je onderwerp scherp in beeld. Beweeg je de camera ook maar een millimetertje, dan ligt de scherpte meteen helemaal anders. Trek er dus niet op uit zonder statief. Ook hier helpt de zelfontspanner of een afstandsbediening ervoor dat de camera niet gaat trillen wanneer je afdrukt.

Als je echt gebeten bent door macrofotografie, zal je ook willen investeren in aangepaste flitsers. Maar probeer het eerst zonder flits. Is je onderwerp te donker, dan kan je je altijd behelpen met een stuk wit karton om licht op je onderwerp te reflecteren. O, en ook altijd van pas komen: heel veel geduld en vooral heel veel oefening.

Voor dag en dauw
Wil je insecten of planten fotograferen, vertrek dan vroeg genoeg. Je hebt dan nog tijd om je onderwerp te zoeken en een goed standpunt in te nemen. De ochtenddauw maakt fauna en flora meteen een stuk interessanter.

Als je door je zoeker kijkt, zie je dat insecten nog onder de druppels zitten. Heel veel insecten zijn onbeweeglijk als het nog koud of vochtig is. Ze kunnen pas wegvliegen als ze door de zon opgewarmd zijn. Dat geeft je extra tijd om een goede opname te maken.

Macro-opnames nabewerken
Ook al is je fototechniek feilloos, digitale beelden kunnen altijd nabewerking gebruiken. Een beknopte handleiding voor macro-opnames.

Stap 1: belichting aanpassen
Open de foto in je favoriete beeldbewerker. Ik gebruik graag Adobe Photoshop Elements 8. Een macrofoto is in de eerste plaats een foto. De aanpassingen die ik doe, zijn dus dezelfde als voor elk ander beeld. Ik ga na of de belichting en het contrast goed zitten.

Als die aangepast moeten worden, gebruik ik Aanpassingslaag – Niveaus om de hoge lichte, middentonen en schaduwpartijen aan te passen. Je kan dit in Photoshop ook doen met Curves.

Stap 1: belichting aanpassen

Stap 2: onzuiverheden wegwerken
Vervolgens werk ik onzuiverheden weg, zoals stofjes, stuifmeel of andere storende zaken. Ik gebruik het Retoucheerpenseel (Healing Brush) op de achtergrondlaag, die ik op 100% weergeef. De straal van het penseel laat ik afhangen van de te retoucheren delen.

In Photoshop en Photoshop Elements 9 kan je beter het Snel Retoucheerpenseel gebruiken; je hoeft dan niet te selecteren welk gebied gebruikt wordt om de retouches in te vullen.

Stap 2: onzuiverheden wegwerken

Stap 3: opscherpen
De laatste stap is het beeld opscherpen. Ik gebruik daarvoor het Onscherp Masker (Unsharp Mask). Hoeveelheid (Amount) bepaalt de mate van verscherping. Straal (Radius) bepaalt de grootte van het gebied waar de pixels worden beïnvloed.

Bij foto’s met veel detail – zoals een macro – gebruik je een kleine straal. Drempelwaarde (Threshold) behoedt gebieden met een laag contrast voor opscherpen. Het is een goede manier om te voorkomen dat kleurruis in donkere partijen wordt opgescherpt. Gebruik een waarde tussen 0 en 10.

Stap 3: opscherpen

fotofotografiehelpmacro

Gerelateerde artikelen

Volg ons

ICT Jaarboek 2021-2022 – TechPulse Business

ICT Jaarboek 2021-2022 – TechPulse Business

Bestel nu!