Windows Home Server wordt gebruiksvriendelijker
Microsoft heeft deze week zijn nieuwe Windows Home Server als bèta beschikbaar gemaakt. Onder de codenaam Vail heeft de thuisserver een volledig nieuwe look gekregen en is hij een stuk gebruiksvriendelijker geworden.
Muziek, afbeeldingen of filmpjes over verschillende computers delen in een thuisnetwerk kan Windows allang, maar de bestanden zijn onbereikbaar voor mensen buiten het netwerk. Wil je ook externe back-ups van die bestanden maken, of wil je computers van op afstand bereiken en onderhouden, dan kun je Windows Home Server proberen.
Het besturingssysteem kan alle bovenvermelde taken uitvoeren zonder al te veel computerkennis te vereisen. De enige voorwaarde is dat je over een 64 bit-compatibele computer beschikt. De (relatief) recente generaties moederborden en processors ondersteunen dat.
[related_article id=”161452″]
Nieuwe look
Zowel het serverdashboard als het remote-accesspaneel is volledig herzien. Beide zijn van een nieuwe gebruiksvriendelijke lay-out voorzien en laten je de meest voorkomende taken met één muisklik opstarten.
Een andere nieuwigheid is dat je nu als technische onderlegde gebruiker zelf plug-ins voor je server kan ontwikkelen. De bijgeleverde softwareontwikkelaarskit (SDK) bevat alles wat je daarvoor nodig hebt.
Naast de vereenvoudiging van verschillende functies biedt Windows Home Server de mogelijkheid je bestanden over het internet te bekijken. Die worden dan van de server bij je thuis naar een browser gestreamd.
Zelf testen
Om de bèta zelf uit te proberen, moet je over een 64-bitscomputer beschikken met de volgende minimumspecificaties: 1 GB RAM-geheugen, een CPU met een kloksnelheid van 1,4 GHz en 160 GB harde schijfruimte. De installatie moet bovendien als clean install gebeuren op een ‘lege’ computer.
Hou er rekening mee dat, als je via een router met het internet verbindt, je waarschijnlijk over een dynamisch IP-adres beschikt. Om aan remote access te kunnen doen, moet je een statisch IP-adres gebruiken of er een nabootsen met diensten zoals Dyndns.
Meer uitleg over de Windows Home Server-bèta vind je op Microsofts blog over Windows Home Server. Er is ook een downloadpagina.
Microsoft heeft deze week zijn nieuwe Windows Home Server als bèta beschikbaar gemaakt. Onder de codenaam Vail heeft de thuisserver een volledig nieuwe look gekregen en is hij een stuk gebruiksvriendelijker geworden.
Muziek, afbeeldingen of filmpjes over verschillende computers delen in een thuisnetwerk kan Windows allang, maar de bestanden zijn onbereikbaar voor mensen buiten het netwerk. Wil je ook externe back-ups van die bestanden maken, of wil je computers van op afstand bereiken en onderhouden, dan kun je Windows Home Server proberen.
Het besturingssysteem kan alle bovenvermelde taken uitvoeren zonder al te veel computerkennis te vereisen. De enige voorwaarde is dat je over een 64 bit-compatibele computer beschikt. De (relatief) recente generaties moederborden en processors ondersteunen dat.
[related_article id=”161452″]
Nieuwe look
Zowel het serverdashboard als het remote-accesspaneel is volledig herzien. Beide zijn van een nieuwe gebruiksvriendelijke lay-out voorzien en laten je de meest voorkomende taken met één muisklik opstarten.
Een andere nieuwigheid is dat je nu als technische onderlegde gebruiker zelf plug-ins voor je server kan ontwikkelen. De bijgeleverde softwareontwikkelaarskit (SDK) bevat alles wat je daarvoor nodig hebt.
Naast de vereenvoudiging van verschillende functies biedt Windows Home Server de mogelijkheid je bestanden over het internet te bekijken. Die worden dan van de server bij je thuis naar een browser gestreamd.
Zelf testen
Om de bèta zelf uit te proberen, moet je over een 64-bitscomputer beschikken met de volgende minimumspecificaties: 1 GB RAM-geheugen, een CPU met een kloksnelheid van 1,4 GHz en 160 GB harde schijfruimte. De installatie moet bovendien als clean install gebeuren op een ‘lege’ computer.
Hou er rekening mee dat, als je via een router met het internet verbindt, je waarschijnlijk over een dynamisch IP-adres beschikt. Om aan remote access te kunnen doen, moet je een statisch IP-adres gebruiken of er een nabootsen met diensten zoals Dyndns.
Meer uitleg over de Windows Home Server-bèta vind je op Microsofts blog over Windows Home Server. Er is ook een downloadpagina.