Opinie: de dominerende topklasse van smartphones
De eerste smartphonefabrikant die durfde te spelen met de grens van €1.000 was niemand minder dan Apple. Op zich was dat geen verrassing, want iPhones staan erom bekend om niet al te goedkoop te zijn. Verbazingwekkend was dat Apple niet de enige was die pronkte met een smartphone van die prijsklasse. Andere producenten volgden op de voet en zowel Huawei als Samsung deden er niet lang over om hun paradepaardjes te lanceren rond hetzelfde prijspunt. Terwijl de bedrijven trots zijn op hun technologische hoogstandjes, vraag ik me af wie er nu daadwerkelijk nood heeft aan een smartphone van die prijs.
Meer, meer, meer
Het valt niet te ontkennen dat technologische innovaties elkaar steeds sneller beginnen op te volgen. Het “gevaarlijke” aspect dat dit met zich mee brengt, is de verwachting dat die innovaties ook daadwerkelijk gebeuren en dat we al snel gaan klagen als bepaalde hard- of software te oud is. In smartphoneland vertaalden deze innovaties zich in een razendsnelle evolutie op alle vlakken. Ook het prijskaartje evolueerde mee in een stijgende lijn. In 2010 kreeg je een verbaasde blik als je zei dat je gsm €150 had gekost, want toen was het een hoop geld voor een toestelletje waarmee je kon bellen, sms’en en foto’s (van lage kwaliteit) kon maken. In een bepaald opzicht is er niet veel veranderd, want sommige mensen zullen je dezelfde verbaasde blik geven als je vandaag zegt dat je voor €150 een smartphone hebt gekocht, alleen hangt dat bedrag nu vast aan de lagere klasse smartphones. Aan de ene kant is het logisch dat smartphones nu meer kosten dan de gsm’s van tien jaar geleden, want ze kunnen gewoon veel meer. Misschien wel te veel.
De mens voorbij
Het blijft me steeds verbazen wat de nieuwste paradepaardjes van smartphonefabrikanten kunnen. Tegelijk roept het de vraag bij me op of we de essentie van een smartphone niet uit het oog zijn verloren. Als ik naar mezelf kijk, merk ik namelijk geen enorme wijzigingen op in mijn smartphonegebruik de afgelopen jaren. Sinds mijn eerste smartphone met Android die wifi ondersteunde, ben ik steeds hetzelfde blijven doen met mijn smartphone: sociale media checken, de occasionele selfie nemen, de eveneens occasionele, gewone foto nemen, mijn e-mails beantwoorden en muziek beluisteren. Dat is zo ongeveer wat ik sinds midden 2014 aan het doen ben met mijn smartphone en als ik rondom mij kijk, is dat ook wat de gemiddelde mens doet met zijn smartphone. En, mijn welgemeende excuses aan de Apple-fans, daar heb je geen smartphone van €1.000 voor nodig. Het enige dat ikzelf verwacht van een smartphone is dat er geen haperingen zijn wanneer ik hem gebruik. Zolang mijn apps alle gegevens weten te laden binnen een niet frustrerend aantal seconden, ga je mij niet horen klagen. Vandaag de dag vertaalt zich dat in een smartphone van ongeveer €250 à 300. De apps worden namelijk voortdurend geüpdatet, dus zelfs al zou ik mijn smartphone uit 2014 onder het stof vandaan halen, dan vrees ik ervoor dat ik überhaupt een app kan openen omdat de hardware van dat toestel eenmaal niet meer is afgestemd op de huidige versies van apps. Tegelijk heb ik ook geen smartphone van €1.000 nodig voor mijn dagdagelijkse smartphonegebruik.
De prijzen van smartphones klimmen elk jaar naar nieuwe, ongeziene hoogtes.
De essentie voorbij?
Dat de gemiddelde smartphonegebruiker geen toestel van €1.000 nodig heeft, is voor mij eerder een feit dan een mening. Iedereen gebruikt zijn of haar smartphone anders en een toestel volledig op maat vinden, is makkelijker gezegd dan gedaan. Bedrijven die vervolgens alle middelen inzetten om hun nieuwste model in de spotlights te plaatsen, laten je al snel denken dat je hun smartphone nodig hebt, terwijl jij misschien even goed zou kunnen werken met een goedkoper exemplaar. Dit is dan weer eigen aan de marketingwereld en zorgt ervoor dat er een soort van gevoel ontstaat dat we al die snufjes nodig hebben. In deze wirwar van innovaties waar iedereen elkaar wilt overtreffen, is het ondertussen quasi onmogelijk geworden om de essentie van een smartphone te benoemen, oftewel: we zien door de bomen het bos niet meer. Tegenwoordig zien we ook een heuse camerastrijd en heb ik steeds weer het gevoel dat ik de kennis van een professionele fotograaf nodig heb, als ik een smartphone moet reviewen, terwijl het hoofddoel van een smartphone niet het maken van foto’s zou moeten zijn, alleszins dat is wat ik erover denk. Naast de camerastrijd zien we nu ook dat iedere producent een zo groot mogelijk scherm met zo klein mogelijke schermranden wil maken, waarbij ik me dan weer de vraag stel hoe mobiel de zogenaamde mobiele telefoons van vandaag nog zijn. Een gsm waarmee je alleen kan bellen en sms’en, gaan we hoogstwaarschijnlijk nooit meer zien verschijnen, maar ik zou het wel appreciëren als bedrijven meer zouden focussen op betaalbare smartphones voor de gemiddelde gebruiker in plaats van zich te richten op de eerstvolgende, al dan niet nuttige innovatie met een prijskaartje dat wederom nieuwe hoogtes weet te bereiken.
De eerste smartphonefabrikant die durfde te spelen met de grens van €1.000 was niemand minder dan Apple. Op zich was dat geen verrassing, want iPhones staan erom bekend om niet al te goedkoop te zijn. Verbazingwekkend was dat Apple niet de enige was die pronkte met een smartphone van die prijsklasse. Andere producenten volgden op de voet en zowel Huawei als Samsung deden er niet lang over om hun paradepaardjes te lanceren rond hetzelfde prijspunt. Terwijl de bedrijven trots zijn op hun technologische hoogstandjes, vraag ik me af wie er nu daadwerkelijk nood heeft aan een smartphone van die prijs.
Meer, meer, meer
Het valt niet te ontkennen dat technologische innovaties elkaar steeds sneller beginnen op te volgen. Het “gevaarlijke” aspect dat dit met zich mee brengt, is de verwachting dat die innovaties ook daadwerkelijk gebeuren en dat we al snel gaan klagen als bepaalde hard- of software te oud is. In smartphoneland vertaalden deze innovaties zich in een razendsnelle evolutie op alle vlakken. Ook het prijskaartje evolueerde mee in een stijgende lijn. In 2010 kreeg je een verbaasde blik als je zei dat je gsm €150 had gekost, want toen was het een hoop geld voor een toestelletje waarmee je kon bellen, sms’en en foto’s (van lage kwaliteit) kon maken. In een bepaald opzicht is er niet veel veranderd, want sommige mensen zullen je dezelfde verbaasde blik geven als je vandaag zegt dat je voor €150 een smartphone hebt gekocht, alleen hangt dat bedrag nu vast aan de lagere klasse smartphones. Aan de ene kant is het logisch dat smartphones nu meer kosten dan de gsm’s van tien jaar geleden, want ze kunnen gewoon veel meer. Misschien wel te veel.
De mens voorbij
Het blijft me steeds verbazen wat de nieuwste paradepaardjes van smartphonefabrikanten kunnen. Tegelijk roept het de vraag bij me op of we de essentie van een smartphone niet uit het oog zijn verloren. Als ik naar mezelf kijk, merk ik namelijk geen enorme wijzigingen op in mijn smartphonegebruik de afgelopen jaren. Sinds mijn eerste smartphone met Android die wifi ondersteunde, ben ik steeds hetzelfde blijven doen met mijn smartphone: sociale media checken, de occasionele selfie nemen, de eveneens occasionele, gewone foto nemen, mijn e-mails beantwoorden en muziek beluisteren. Dat is zo ongeveer wat ik sinds midden 2014 aan het doen ben met mijn smartphone en als ik rondom mij kijk, is dat ook wat de gemiddelde mens doet met zijn smartphone. En, mijn welgemeende excuses aan de Apple-fans, daar heb je geen smartphone van €1.000 voor nodig. Het enige dat ikzelf verwacht van een smartphone is dat er geen haperingen zijn wanneer ik hem gebruik. Zolang mijn apps alle gegevens weten te laden binnen een niet frustrerend aantal seconden, ga je mij niet horen klagen. Vandaag de dag vertaalt zich dat in een smartphone van ongeveer €250 à 300. De apps worden namelijk voortdurend geüpdatet, dus zelfs al zou ik mijn smartphone uit 2014 onder het stof vandaan halen, dan vrees ik ervoor dat ik überhaupt een app kan openen omdat de hardware van dat toestel eenmaal niet meer is afgestemd op de huidige versies van apps. Tegelijk heb ik ook geen smartphone van €1.000 nodig voor mijn dagdagelijkse smartphonegebruik.
De prijzen van smartphones klimmen elk jaar naar nieuwe, ongeziene hoogtes.
De essentie voorbij?
Dat de gemiddelde smartphonegebruiker geen toestel van €1.000 nodig heeft, is voor mij eerder een feit dan een mening. Iedereen gebruikt zijn of haar smartphone anders en een toestel volledig op maat vinden, is makkelijker gezegd dan gedaan. Bedrijven die vervolgens alle middelen inzetten om hun nieuwste model in de spotlights te plaatsen, laten je al snel denken dat je hun smartphone nodig hebt, terwijl jij misschien even goed zou kunnen werken met een goedkoper exemplaar. Dit is dan weer eigen aan de marketingwereld en zorgt ervoor dat er een soort van gevoel ontstaat dat we al die snufjes nodig hebben. In deze wirwar van innovaties waar iedereen elkaar wilt overtreffen, is het ondertussen quasi onmogelijk geworden om de essentie van een smartphone te benoemen, oftewel: we zien door de bomen het bos niet meer. Tegenwoordig zien we ook een heuse camerastrijd en heb ik steeds weer het gevoel dat ik de kennis van een professionele fotograaf nodig heb, als ik een smartphone moet reviewen, terwijl het hoofddoel van een smartphone niet het maken van foto’s zou moeten zijn, alleszins dat is wat ik erover denk. Naast de camerastrijd zien we nu ook dat iedere producent een zo groot mogelijk scherm met zo klein mogelijke schermranden wil maken, waarbij ik me dan weer de vraag stel hoe mobiel de zogenaamde mobiele telefoons van vandaag nog zijn. Een gsm waarmee je alleen kan bellen en sms’en, gaan we hoogstwaarschijnlijk nooit meer zien verschijnen, maar ik zou het wel appreciëren als bedrijven meer zouden focussen op betaalbare smartphones voor de gemiddelde gebruiker in plaats van zich te richten op de eerstvolgende, al dan niet nuttige innovatie met een prijskaartje dat wederom nieuwe hoogtes weet te bereiken.